Je hebt elke avond koorts. Je bent zo moe en ondanks dat je eet word je mager. Je krijgt grote klierknobbels en dat ene abces in je lies wil maar niet genezen. Je hoest zo hard en vaak dat je ribben er zeer van doen. Dat hoestdrankje van de markt helpt niet. Je tante maakt een kruidenthee maar ook daar knap je niet van op. Je gaat naar een pastor en na een maand gebedsbijeenkomsten voel je je beter in geest maar niet in lichaam. Je bent te zwak om te werken. De toverdokter zegt dat iemand een vervloeking heeft geregeld maar na twee maanden behandeling van de toverdokter ben je alleen maar slechter. Je kunt amper nog lopen, zo mager ben je geworden. Je kleur is meer grijs dan zwart. Je krijgt bloedarmoede. En die hoest, die knobbels, die koorts; je wordt alleen maar zieker. Op een dag besluit je vrouw dat het nu maar eens tijd is voor een ziekenhuis. Je gaat naar de kliniek in Passe Catabois en daar zeggen ze dat je tuberculose hebt. Je begint met de medicijnen en na een moeilijke start met veel twijfels begin je je na een paar weken beter te voelen. Na een paar maanden voel je je bijna weer de oude en je kunt weer wat aan het werk. Je ziet er 10 jaar jonger uit dan voor de behandeling. Je krijgt je eigen kleur weer terug. Na zes maanden verklaren ze je genezen en je bent bijna al vergeten hoe ziek je voor die tijd was.
Tuberculose. Goed te behandelen maar nog steeds overlijden er veel mensen in Haïti aan onbehandelde TB.
Vriendelijke groeten,
Jacqueline