Na mijn jaren hier kan ik niet zeggen dat ik vloeiend ben in het Creools maar ik kan me goed redden. Er zijn woorden die ik nooit zal kunnen onthouden, woorden die ik nooit helemaal goed zal kunnen uitspreken. Maar communiceren is niet alleen taal. Mijn favoriet op school was ‘begrijpend lezen’. En eigenlijk is elke conversatie een vorm van ‘begrijpend lezen’. Vooroordeel speelt mee, het zien van mijn kleur is soms al een reden dat men denkt dat men mij niet kan begrijpen. Willen luisteren is ook een groot ding; soms heeft men iets in hun hoofd zitten, wil men een bepaald iets, en al mijn praten heeft geen effect. Een meisje kwam met een schitterende tekst op haar shirt: ‘sorry, not listening/sorry, luistert niet’. Niet iedereen geeft het zo eerlijk toe als zij!
Deze maand een aantal voorbeelden van communicatie, van situaties waarin ‘begrijpend luisteren’ mis ging of waarin de communicatie net even anders dan normaal was. En soms is zo’n uitschieter nou net wat een beetje sjeu geeft aan de dag!
Ik roep een man om te consulteren. Zijn vrouw is met hem en ik groet hen beiden, ze groeten vriendelijk terug. Ik vraag aan de man wat hem naar de kliniek heeft gebracht. Stilte. Ik herhaal de vraag en kijk hem verwachtend aan. Geen reactie. Hij kijkt mij aan, ik kijk hem aan. Ik zeg hem dat hij toch echt moet praten, zonder zijn klachten te horen kom ik nergens. Stilte. Ik kijk naar zijn vrouw en zij lijkt ook wat verrast door het zwijgen van haar man. Ze foetert tegen hem dat hij moet zeggen wat hij heeft. De man zegt vertwijfeld: “In welke taal? Ik weet niet welke taal zij spreekt!!”. Nou, meneer, mijn taal is Nederlands maar u mag Creools tegen mij praten. “Dezelfde taal waarin ik tegen u praat!” Als bij hem het kwartje valt is de hilariteit groot.
Een vrouw heeft keloid op haar oorlellen. Keloid is een soort littekenvorming die grote vleesbulten kan geven na letsel of zoals bij haar, na gaatjes prikken voor oorbellen. Het is onschuldig maar niet mooi. Opereren geeft vaak alleen tijdelijk effect, de keloid groeit weer terug en vaak groter dan dat het voor de operatie was. Haar keloid is niet groot, een soort erwt aan de achterkant van haar oorlel. Ik neem de tijd en leg uit wat het is, leg ook uit dat het beter is als ze er niets mee doet, leg uit dat ze zeker geen operatie moet doen, herhaal de uitleg dat niks doen het beste is. Ze lijkt me te begrijpen en ik ga verder door haar te vragen welk ander probleem ze heeft. “Nou, ik wil deze bultjes op mijn oren graag laten weghalen” zegt ze. Alsof de voorgaande conversatie niet had plaatsgevonden, terug naar af. ‘Sorry, not listening’.
Een geplande opname van een kind komt met moeder naar het ziekenhuis. Er is telefonisch overleg geweest met een verpleegkundige elders. Ik ben in het ziekenhuis bezig met een zieke patiënt. De moeder ziet me rondlopen maar zij valt mij niet op. Na enige tijd zie ik haar ontmoedigd op een bank zitten. Ik spreek haar aan en vraag of haar kind het kind is dat ik verwacht. Dat is hij maar moeder zegt vertwijfeld: “Niemand hier kent Jacques, een Haitiaanse man, een verpleegkundige die Jacques heet!”. Uuhm, ik denk dat ik dat ben!
“IK BEN BLIND!”. Op deze manier word ik gegroet als ik in de avond de poort open maak van het ziekenhuis. “IK BEN BLIND, IK ZIE ALLEEN MAAR ZWART IN BEIDE OGEN!”. Ik probeer na te gaan wat er is gebeurt en dat gaat als volgt:
Ik (I): Wat is er gebeurt?
Patient (P): Ik liep buiten en opeens was ik BLIND!
I: Opeens? Zo maar uit het niets? Allebei? Er is niets in uw ogen gekomen?
P: DAT WEET IK NIET!
I: Ik mag aannemen dat u dat zou weten. Een tak, een kruid, een vloeistof? Niets dat er in uw ogen kwam?
P: IK BEN BLIND!!
I: Uuh, ik zie dat u beide ogen dicht hebt, probeer ze eens te openen?
P: DAT KAN NIET!! IK BEN BLIND!!
ik neem de patient mee naar binnen en hij wordt door zijn vrouw (V) naar binnen geleid.
I: Oke, probeer uw ogen te openen zodat ik ze kan controleren.
P: IK KAN ZE NIET OPENEN! OH NEE, OH NEE, IK BEN BLIND.
met veel gepraat en geduld krijg ik hem zo ver dat beide ogen even open gaan. Het rechteroog lijkt normaal, het linkeroog is een klein beetje rood.
I: Het lijkt erop dat er wat is met alleen het linker oog.
P: IK KAN ZIEN MET MIJN RECHTER OOG?? opent zijn oog IK KAN ZIEN MET MIJN RECHTER OOG! IK KAN ZIEN!
P: Mooi zo. Probeer nu het andere oog te openen. Weet u zeker dat er niks in dat oog is gekomen?
V: Hij zei toch al dat er niks in is gekomen?
I: Mmm, het lijkt er toch sterk op dat er iets in is gekomen dat wat irritatie heeft veroorzaakt.
P: IK BEN BLIND IN 1 OOG!
ik krijg een sterke verdenking dat deze situatie vraagt om een schijnbehandeling.
I: Nou, ik heb een oogdruppel en 3 pillen, ik ben er zeker van dat dit gaat helpen.
oogdruppel antibiotica, tablet foliumzuur, vit C en vitamine B
P: IK BEN BLI….Oh, het wordt beter.
I: Gelukkig, we geven het nog wat meer tijd.
P: Ik kan..ik kan mijn oog openen!
I: Gelukkig. En u kunt zien?
P: IK KAN ZIEN!
V: Je kunt je mond of ogen niet aanraken als je struik bladiebla aangeraakt hebt.
I: Struik bladiebla?
P: Ja, die struik geeft een poeder, als je je mond erna aanraakt dan brandt het.
V: Hij was zo’n struik aan het kappen.
I: stomgeslagen stilte
V: Nu we er toch zijn, kunt u even mijn bloeddruk controleren?
I: Oke, dus er is een poeder in het oog gekomen, van een struik bladiebla, en dat geeft brandende ogen?
V en P: Oh ja, dat is bekend.
P: Daarom heb ik mijn oog thuis al uitgespoeld met water.
I: Dus toen ik vroeg…meerdere keren vroeg…en jullie..waarom zeiden jullie…
binnensmonds mompelend* laat maar, laten gaan, laaaaten gaan..
P: IK KAN ZIEN! MET ALLEBEI! IK KAN ZIEN!!
I: Goed! Fijn! Eind goed, al goed. Heel mooi dat u weer kunt zien! En dat de irritatie al is afgenomen. FIJN!!
P: Wat een wonder, oh, bedankt voor de medicijnen. Ik kan ZIEN!!
V: U kunt niet even mijn bloeddruk controleren?
I: Ja, op je GROTE BOLLE OGEN!! (Niet hardop gezegd, dacht ik alleen, zei ik niet, echt niet, niet gezegd…of misschien toch wel..)
Maandagochtend vroeg. De wachtruimte vult zich met mensen. Mensen die er voor de eerste keer zijn en een nummer krijgen voor het maken van een dossier later. Mensen die al een dossier hebben en hun kaartje met dossier nummer afgeven voor het zoeken van dit dossier. Een vrouw komt met haar kind. Moeder heeft al een kaartje, haar kind nog niet. Het kost mij grote moeite om haar te laten begrijpen dat ik haar kaartje wil hebben voor opzoeken en dat haar dochter een nummer krijgt voor het maken van een dossier, later als de kliniek begint. De andere mensen in de wachtkamer genieten mee. Als ze eindelijk alles snapt en gaat zitten zegt een man tegen haar: ‘Volgens mij had u er moeite mee om het allemaal te begrijpen!’. De vrouw zegt: ‘Ou konnen/je weet het, die witte spreekt Engels. Ik snapte er niks van’. Iedereen in de wachtkamer valt om van het lachen.
Een vrouw in de kliniek beantwoordt elke vraag met ‘ikke?’. Het maakt me eerst helemaal kriebelig maar ik merk dat ze het volledig onbewust doet. En dat het niet uitmaakt hoe ik reageer. Ik besluit om me er maar mee te gaan amuseren.
Ik “Sinds wanneer heeft u onderbuikspijn?”
Zij “Ikke?”
Ik “Nee, ikke”
Zij” Sinds afgelopen maand”
Ik “Wanneer was u het laatst ongesteld?”
Zij “Ikke?”
Ik “Nee, ikke”
Zij “14 maart”.
Ik “Hebt u pijn bij het plassen?’
Zij “Ikke?”
Ik “Nee, ikke”
Zij “Soms brandt het tijdens het plassen’
Alle vragen werden keurig beantwoord, het duurde alleen net even wat langer!